een ode aan Illicium verum
In de nevelige ochtend, waar wierook nog zweeft,
tussen kruidige markten waar handel zich weeft,
ligt een ster in de schaduw van oude verhalen,
een glanzend mysterie in houten schalen.
Diep in het woud, waar de tijd langzaam gaat,
waar moessonregens zingen in ritmisch geraas,
groeit aan takken een geurige schat,
een fonkelend geheim in de schemering mat.
Met zes spitse armen, een hart van goud,
fluistert ze warmte, mystiek en oud,
een vleugje anijs, een zweem van kaneel,
fluistert in thee als een tijdloos juweel.
Ze danst in de wok, in olie zo heet,
kleurt de lak van gerechten compleet,
ze parfumeert met een oosterse gloed,
zoals het lot in een zijde doek doet.
Ster van het Oosten, ooit in het duister,
nu in elke keuken een zachte fluister,
een echo van reizen, van specerijen,
een geurend verhaal om bij weg te drijven.