De ochtendzon werpt een gouden gloed over de weelderige heuvels van Kerala. Anaya staat op het balkon van haar ouderlijk huis, een kopje chai stevig tussen haar handen geklemd. Voor haar strekt zich een zee van blauwgroene theeplantages uit, een schilderij dat lijkt te leven en ademen. De lucht is helderblauw, net als de lichtste tint van haar favoriete sari. Vandaag is een bijzondere dag: ze gaat op zoek naar het meer dat haar grootmoeder ooit beschreef als blauw als de hemel.
Ze trekt haar sandalen aan en begint aan haar wandeling door het dorp. De huizen langs de weg zijn een mozaïek van blauwtinten, variërend van diep indigo tot zacht turquoise. Het dorp brengt een ode aan de kleur. Kinderen spelen op straat, hun lach klinkt als muziek in de frisse ochtendlucht. Een jongen met een donkerblauw shirt rent haar voorbij en Anaya houdt hem staande om de weg naar het meer te vragen. Hij knikt enthousiast en wijst, waarna hij lachend verder rent, zijn blote voeten stampend door de ochtenddauw.
Het pad wordt smaller en kronkeliger terwijl Anaya het bos in loopt. Het bladerdak boven haar vormt een natuurlijk gewelf, waar zonnestralen doorheen breken en dansen op de grond als vloeibare schakeringen van blauw en groen. Vogels fluiten hoog in de bomen en het geluid van een kabbelend beekje begeleidt haar stappen. Ze voelt een diepe verbondenheid met de natuur, omhuld door een zachte omhelzing van kleuren en geluiden.
Na een uur wandelen opent het bos zich plotseling. Voor haar ligt een open plek en in het midden daarvan schittert het meer. Het water is een diep kobaltblauw, zo helder alsof de hemel zelf erin gevangen zit. Anaya blijft staan, haar adem stokt bij het zien van de serene schoonheid.
Ze knielt neer bij de oever en laat haar vingers het wateroppervlak aanraken. Het voelt koel en kalmerend, alsof het een geheim fluistert dat alleen zij kan begrijpen. Haar gedachten dwalen af naar haar grootmoeder, die met een glinstering in haar ogen vertelde over de magie van dit meer.
"Als je erin kijkt," zei ze ooit, "zie je niet alleen jezelf, maar ook je diepste dromen." Anaya sluit haar ogen en glimlacht zacht. Ze voelt zich vredig. De tijd staat even stil staat.
Wanneer ze terugloopt naar het dorp, merkt ze dat alles om haar heen intenser lijkt. De tinten blauw in de huizen, de lucht en zelfs de kleding van de mensen lijken levendiger, bijna stralend. Het meer heeft haar iets bijzonders gegeven - iets dat niet in woorden te vangen is. Hier, in dit landschap van eeuwig blauw, hoort ze thuis.