Nora heeft altijd een fascinatie voor het onbekende. Opgegroeid in een klein dorp, waar de tijd leek stil te staan, is nieuwsgierigheid haar grootste metgezel. Als kind luistert ze vaak naar de verhalen van haar grootmoeder – over een oude boerderij aan de rand van het bos, waar vreugde en drama zich met de lucht vermengen. De boerderij staat sinds haar jeugd verlaten, maar haar grootmoeder heeft haar keer op keer gewaarschuwd: “Ga daar nooit heen. Er zijn dingen die je niet wilt weten.” Toch wordt die waarschuwing haar drijfveer. Want in het onbekende schuilt altijd iets dat haar aantrekt, iets dat haar misschien antwoorden zal geven op de vragen die haar in de nacht wakker houden.
Op een regenachtige avond besluit ze de grens over te steken. De drang om het verleden te begrijpen is sterker dan haar angst voor de verhalen die haar grootmoeder heeft gedeeld. Ze heeft geen duidelijk plan, maar wat ze wel weet, is dat iets haar naar de boerderij trekt. Iets dat zich diep in haar geest heeft genesteld. En dus staat ze daar, voor de verwaarloosde deur van het huis dat tientallen jaren verborgen is onder de schaduw van vergeten herinneringen.
Met lichte aarzeling draait ze de deurknop en stapt naar binnen. Het geluid van de regen op het dak vormt een onheilspellend ritme, een constante dreun die de verlatenheid versterkt. De geur van schimmel en verrotting vult haar longen. Nora voelt haar hart sneller kloppen.
Er is hier iets of iemand. Ze voelt het aan de manier waarop het huis zich om haar heen lijkt te sluiten. De sfeer is zwaar, alsof de muren zelf haar willen vertellen wat er ooit heeft plaatsgevonden. Ze volgt het houten pad naar een deur aan het einde van de gang, waar een onverklaarbare, zwakke gloed de kamer verlicht. Het is geen gewoon licht; het lijkt te pulseren, als een ademhaling die het huis vult.
Wanneer ze de deur opent, ziet ze het. In het midden van de kamer staat een kast, zo oud dat de verf eraf bladdert, de kleuren vervaagd naar een diepe, bijna macabere tint bruinrood. De kast zelf is niet bijzonder, maar iets aan de manier waarop de schaduwen rondom het meubel zich lijken samen te trekken, trekt haar aan. Het is alsof de tijd er binnen verstopt zit.
Voorzichtig loopt ze naar de kast, haar hand trilt wanneer ze de deur grijpt. Wanneer deze langzaam opengaat, vult een ijskoude lucht haar gezicht. Haar blik valt meteen op een doos op de vloer, gedrapeerd met een zwartrood doek. Gewikkeld in duisternis als een geheim dat het huis niet wil prijsgeven. Haar vingers raken de stof aan en trekken het los. Het is een boek. De kaft is zwaar, van leer dat nog steeds glanst, het bloedrode van de band trekt haar aandacht. Een diep, donkerrood dat pijn lijkt te ademen. Ze twijfelt. De waarschuwingen van haar grootmoeder komen terug: niet lezen, niet aanraken. Maar ze is al te ver gegaan om nu te stoppen.
Wanneer ze de kaft openslaat, lijkt de lucht om haar heen te veranderen. De temperatuur daalt plotseling, alsof de ruimte haar adem inhield. De woorden staan in een taal die ze niet kent. De letters dansen voor haar ogen, veranderen, vervormen. Maar wat haar het meest verontrust, zijn de afbeeldingen. Vage figuren, gezichten die geen gezichten zijn, maar schaduwen die lijken te kijken. En bloed. Inktzwartrood bloed, dat door de pagina’s stroomt.
Haar hart bonkt in haar keel. Was dit wat er gebeurd is? Wat het dorp niet wilde weten? De schaduwen op de pagina’s lijken haar aan te staren, alsof ze in haar ziel willen graven. Maar net wanneer ze meer wil zien, klinkt er een geluid achter haar. Een deur die dichtslaat. Stappen. Haar adem stokt. De kamer voelt plotseling veel kleiner aan. De schaduwen in het boek bewegen.
Met haast glijden haar vingers over de kaft, en ze slaat het boek dicht. Maar het is te laat. Ze heeft de geheimen aangeraakt die het bewaakte en nu zal het haar nooit meer loslaten. De lucht wordt dikker, de kamer draait rond in een draaikolk van donkerrood en zwart. Nora kijkt omhoog, maar ziet niemand. Toch weet ze het zeker: ze is niet alleen.
De kast, het boek, de kamer; het zijn geen toevalligheden. Alles lijkt met elkaar verweven, als losse draden die, in de loop der jaren, een onzichtbaar web hebben gevormd. De kast, die al generaties lang niet is aangeraakt, heeft haar geroepen, net als het boek, verborgen in de schaduwen van de tijd. Het huis zelf heeft haar geleid. Het verleden heeft haar gevonden om zijn geheimen te onthullen. Een last die door de generaties is gedragen en nu zal zij de volgende zijn die het kan dragen. Het huis zal haar gevangen houden, totdat de cirkel is gesloten.